In de Veertien Billekes

In de Veertien Billekes
Leestijd: 3 minuten

De ongeëvenaarde schrijver Simon Carmiggelt zei ooit : “Mensen ontmoeten elkaar, als ze jong zijn, op café, als ze ouder worden, in de apotheek om de hoek.” Omdat ik nog wat wil wachten om bij de tweede categorie te horen, beende ik dus weer snel naar mijn stamcafé. Helaas, deze keer kon het niet. Babettes etablissement bleek “Gesloten wegens operatie”. Zo stond het met een zwarte viltstift geschreven op de ruit en zoiets had Eddy de facteur mij gisteren ook gezegd, al wist hij er het fijne niet van.

Bah, dan maar naar de “Veertien Billekes” (zo genoemd naar de zeven pronte cafédochters die er wonen). Het was overigens Eddy de facteur die er mij in datzelfde korte onderhoud op had gewezen dat de jongste dochter, Isabelle (een héél toepasselijke naam) nu óók achter de toog stond. “Een héél mooi kind”, had hij er nog knipogend aan toegevoegd. Ik meende mij te herinneren dat Georgette, de oudste, er met haar 130 kg en naar alle kanten uitpuilende lichaamsdelen allesbehalve appetijtelijk uitzag. Maar goed dat was toén, in de lang vervlogen tijd dat ik die afspanning nog frequenteerde…

Het was een flink eind stappen, maar ik zag het als compensatie voor de calorieën die ik meer dan waarschijnlijk tot mij zou gaan nemen. Het regende oude wijven (al het hele voorjaar overigens, waar zouden ze er te langen laatste nog mee blijven) en de wind stond ook al niet in het voordeel.

Vind je het gek dat iemand op zo’n momenten heimwee krijgt naar de onafzienbare zomers en de eindeloze hogedrukgebieden van weleer… Terwijl ik stapte begon het ouwerwets te zomeren in mijn kletsnatte hoofd. Krekelzang, geronk van vliegen tegen jaloezieën, in hun privacy verdorde huisjesslakken op de “persebonen”, de sublieme onverschilligheid van herkauwers in een weide. In de verte het gedonder van een trein op de Kezelbergroute (de laatste reed er in 1974, kun je nagaan hoe oud ik geworden ben), die naar Roeselare op weg was, waar ook niets anders dan de zomer gaande was.

Bon, ik moest hard duwen, want de massief eikenhouten deur van de kroeg van mijn bestemming knelde door de hoge vochtigheid met hardnekkige onwil. En daar stond ze! Het was het soort meisje, waarvan je alleen maar kan hopen dat ze door geleerde witjassen in stiekeme kelders massaal wordt gekloond. Ze keek naar mij als naar de verzopen hond die ik was, glimlachte een gesplitte seconde en sloeg dan verlegen de ogen neer. Die combinatie!!! Het was zo mooi, maar o zo vluchtig. Als ik met de ogen had geknipperd, had ik het niet gezien.

Terwijl ik mij een vrij tafeltje zocht (wat moeilijk was om een voor de hand liggende reden), kon ik met mijn ogen niet van haar afblijven, daardoor een koperen paraplubak en een kapstok tot schroot herleidend en een danig geschonden scheenbeen op de koop toe. Aan de toog hingen allemaal mannen van gezette leeftijd met een behoorlijk buikje (waar ik wel een beetje tussen hoorde, maar dat geheel terzijde, Fransen noemen dat vergoelijkend “un coussin d’amour”). Isabelleke had op hen het effect van een superdosis cortisone in een reumatisch gewricht. En dat is niet zonder gevaar. Zij is duidelijk het soort meisje dat hen ’s nachts een driedubbele hernia doet woelen. Toen zij mijn richting uitbeende, dacht ik: “wie zo’n benen heeft, moet niet áchter een toog gaan staan.”

“Hoe is het met je zuster Georgette?”, vroeg ik schaapachtig. Ze keek me aan met haar donkere reeënogen en zei: “Ze is naar Roeselare gaan wonen. Het café werd te zwaar voor haar, toen ze haar zevende kleine had ingedaan.” De schalkse engel veegde mijn tafeltje schoon en bleef op mijn bestelling wachten. Het werd een Kasteelbiertje. “Allemaal meisjes?”, informeerde ik. “Jaaa,” kirde ze, “gek, hé”, en weg was ze, op die lange stelten van haar, mij in kippenvel achterlatend.

Non, je ne georgette rien.

Avatar foto

Erik Den Hert

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *