Van postbodes en honden

Van postbodes en honden
Leestijd: 3 minuten

Een eeuwig gevecht

Het was alweer een tijdje geleden dat ik mijn stamcafé een bezoekje had gebracht… Ik duwde de zware deur open (die wat sleepte door de herfstige regen) en ik zag meteen Eddy de facteur aan een tafeltje zitten met een gezicht op onweer. Dat kon ik al vanop afstand zien. Babette kwam net aangebeend met wat zwachtels en een fles iso-Betadine.

Nog vóór ik kon vragen wat er gebeurd was, sakkerde hij: “Miljaarde, miljaarde” (eigenlijk gebruikte hij nogal wat andere verwensingen en vloeken, maar ik kan dat hier niet publiceren, want de kinderen zijn nog op). Zijn linker broekspijp was opgestroopt en zonder nog iets te zeggen, maar met een pijnlijke grimas wees hij naar zijn been. Ik staarde naar een diepe, kronkelende wonde die leek op de benedenloop van de Heulebeek. Het bloed stond in zijn sok.

Terwijl Babette in de weer was met de zwachtels en het ontsmettingsmiddel, deed hij hortend en stotend zijn verhaal. “Het is dat vermaledijde beest van Franske Destoop”, siste hij. Ja, dat wisten we. Als je onverwacht zijn erf opging, deed je dat met ware doodsverachting. Het monster kwam met opgekrulde bovenlip, rechtopstaande nekharen en vervaarlijk blinkende snij-, hoek- en andere tanden grommend op je afgestoven, waarbij je dacht “mijn laatste uur is geslagen”. De hond heet Godzilla (om maar een idee te geven).

Een week geleden was het nog maar Werelddierendag geweest, dus probeerde ik te sussen: “De hond is toch de trouwste viervoeter van de…”. Ik werd onderbroken door Valeer van de post, die ijlings was komen kijken hoe het met zijn kompaan was gesteld. Valeer deed zijn verhaal.

De hond en de liefde

“Ik had eens een vriendin, lang geleden, en die had ook een hond. Toen ik haar voor de eerste keer zag, was ik compleet van mijn melk. Die ogen! Dat neusje! Die lippen! Ik staarde haar aan zoals Bernadette de heilige Maagd moet hebben aangestaard. Zij was de ideale vrouw (de vrouw van vóór de zondeval). Ik was verliefd, betoverd, verteerd, bezeten”.

Op slag had Valeer de volledige aandacht van het hele café en ook die van Babette, die gestopt was met zwachtelen.

Hij ging door. “Toen ik wat later op haar appartement was uitgenodigd, zag ik ‘m. Het monster (luisterend naar de naam Marcel) nam mij kwijlend op, alsof ik een konijn was. “Lekker weer, hé”, zei ik. “Grrr”, antwoordde de hond. “Gaat wel”, zei mijn aanbedene.

Er viel een pauze. “Hij is lief,” loog ik. “Grrr,” weerlegde Marcel. Weer een stilte. Het gesprek werd hervat. Door de hond ditmaal. “Grrr,” zei hij. “Dat heb je al gezegd,” grapte ik wat wit weggetrokken.

Ze wees naar de canapé en ik ging zitten zonder het beest uit het oog te verliezen. De hond volgde en dook in mijn kruis, waar hij begon te wroeten alsof hij een mol op het spoor was.

“’t Is voorjaar, hé,” lachte mijn femme fatale. ” Een heel mooi jaargetijde,” zei ik benepen. Seconden later begon hij tegen mijn been op te rijden. “Hij mag je graag,” zei mijn oogverblindende gastvrouw. Toen pas begreep ik het spreekwoord ten volle: twee honden vechten voor één been…

Zij wou altijd dat de hond op bed méésliep, wat het liefdesleven niet ten goede kwam.” “Hij eruit of ik eruit”, had ik nog geroepen.

“En, en…”, vroegen alle stamgasten haast in koor.

“Tellen later stond ik op straat. Het is nooit iets geworden tussen ons”.

Avatar foto

Erik Den Hert

2 reacties op “Van postbodes en honden

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *