Miezerig weer buiten

Leestijd: 2 minuten

Mijn vingers kneedden het bierviltje tot deeg. Ik hing in mijn stamcafé, de toog als stut. De  kroeg vertoonde dezelfde desolate symptomen als mijn geliefd dorp. Ik slofte naar de juke-box (ja, die is er nog altijd) en drukte H7 (I will always love you van Whitney Houston) om de stilte te keren. Babette (zo heet de bazin) kwam vanuit haar achterkeuken en ik hoorde de TV en de commentaarstem bij het voetbal mij tegemoet waaien. “Hoeveel staat het?” vroeg ik. “Twéé-één voor die met hun strepen. En vijf-nul voor mij.” Dat was een grapje van haar, waarmee ze bedoelde dat ik er nog een paar moest betalen. Ik deed of ik het niet hoorde.

“Er komt weer regen,” zei ik. Ze knikte en zette mij een bakske voor. “Wat een kloteweer,” zuchtte ik en ik veegde mijn schuimsnor af. “Pfff, ik heb nog geen klant gezien vandaag,” liet Babette zich ontvallen. De juke-box zweeg alsof hij het persoonlijk opnam. “Misschien moet ik maar een accordeonist in dienst nemen, zoals Mariette van ’t Wit Peird,” dacht ze luidop en verdween weer in haar achterkeuken. Ik gruwde. Onweerstaanbaar dwaalden mijn gedachten af naar dat soortement baancafé langs de Provinciebaan waar hele horden bejaarden in bussen gestapeld des weekends binnenstrompelen. Daar doen ze nog de rumba. Dan heffen overgrootmoeders, (die allen Aubergine heten of iets van die strekking), gierend de rokken. Nasmeulende vleselijke lusten. De oudere heren (Adhemars?) schuifelen dan dicht opeen en beweren beverig-knipogend dat ze het nog zullen doen. Net zoals pubers beweren dat ze het al gedaan hebben. Leugens, allemaal leugens. Voldaan van het voorspel en de rumba, sukkelen de Aubergines en de Adhemars later op de bus weer in slaap.

De juke-box weerhield mij ervan hetzelfde te doen. Het is beslist geen Wurlitzer, hij zal het trouwens niet lang meer maken (hij wordt gevoed met plaatjes van de kringloop). Maar dat zeggen we al jaren. Toch heeft hij zijn mooie kantjes. Op A5 staat “In the flesh” van Blondie, op J8 “What can I say” van Boz Scaggs.

Ik sloot een pact met Boz. Als hij de laatste riff op zijn gitaar had aangeslagen, zou ik Babette roepen om te betalen. Ik moest luid roepen, want ze was in de achterkeuken (ze blijft nooit in het café als er maar één klant zit). Daar gaat ook heel wat tijd inzitten, in het betalen. Het is niet het drinken alleen dat tijdrovend is. Babette kwam afwezig binnen. Afrekenen mocht. Nu kon ik naar huis. Te voet, het was niet ver. Niemand te zien in de Begijnestraat. De weg naar vrouwlief lag wijd open. Geen bos te doorkruisen, geen wolven te trotseren. Alleen een miezerig weertje. Een kil windje gooide treiterig wat motregen in mijn gezicht. ’t Smukt in Leeghem.

Avatar foto

Erik Den Hert

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *