Afscheid van een vriend !

Afscheid van een vriend !
Leestijd: 2 minuten

Ik was nog naar Huis Maria geweest. Ik had met voorbedachten rade geen diepvrieswaren gekocht, dus kon ik nog een ommetje maken. Kwam ik toch wel in mijn stamcafé terecht, zeker. Puur toeval. Dat is nu alweer een dikke week geleden.

“Heb je het gehoord van Gust van Pee Trezekes (Gusten voor de vrienden), vroeg Babette nog vóór ik mijn vaste zitje aan de toog had ingenomen. “Gusten?”, dacht ik luidop en ik keek instinctmatig naar “zijn” hoek. Nee, hij zat er niet en dat was vreemd natuurlijk.

“Wat dan?”, vroeg ik, terwijl ik mij weer tot Babette richtte. Ze spoelde wat glazen. “Hij is gisterenavond, toen hij van hier op weg was naar huis in de Kortwagenstraat in elkaar gezakt”. Ze pauzeerde even. “’t is Bolle van de Smesse die hem heeft gevonden. Zijn hart, hé”.

Valeer van Fluppen, die ik niet eens had zien zitten, mompelde: “‘k wil tekenen voor zo’n dood” en hij bestelde nog een witte. Babette knikte instemmend: “Hij was 97 en ze hebben hem uitgedraaid als het knopje van het licht. Wat kun je nog mooier hebben”. Al sedert ik af en toe eens “mijn estaminet” binnenstap, heb ik Gusten in zijn hoekje weten zitten. Met zijn Kasteelbier altijd halfvol. Neen, hij was geen woeste zuiper, maar wel, zoals de Engelsen zeggen, “always willing to bend an elbow”. Toen hij 48 was, althans zo wil de overlevering, had de dokter gezegd: “Als je zo doorgaat, dan leef je geen maand meer”. Hij wás zó doorgegaan. De enige verandering die hij vanaf dat moment in zijn leven had aangebracht, was dat hij nooit nog naar een dokter is gegaan. Zo wordt een mens ongehinderd 97 natuurlijk. (En omdat hij nooit getrouwd is óók natuurlijk).

Omdat hij het levende bewijs was van zowel de medische onwetendheid als van de heilzaamheid van een ongezonde levenstrant, was hij een beetje de heilige koe van de andere tooghangers geworden. Van ons dus.

Gisteren ben ik naar Gustens begrafenis gegaan. Het was een summiere aangelegenheid. Alleen Babette, Valeer, Bolle en nog een paar andere vaste stamgasten waren er. Familie had hij niet, zelfs geen neef. Gelukkig daagde de priester wel op. Met uitzondering van de pastoor belandden we uiteindelijk allemaal weer aan de toog van Babette. Op de weg terug hadden we het nog over de grote afwezigheid van de meubelfabriek waar Gusten 45 jaar van zijn leven scheppend bezig was geweest. Valeer, in een nijdige bui, schreef het toe aan de harteloosheid van het kapitalisme. Gust was inderdaad een ongeëvenaarde stielman geweest. Maar alleen wij, wij wisten dat blijkbaar nog.

In het café werd er nog weinig gesproken. We zaten allemaal stiekem naar “zijn” hoekje te kijken. Tot plots Bolle zei: “wat zou Gust gedaan hebben, als hij daar nog zat?” “Hij zou ons allemaal een pint hebben getrakteerd,” antwoordde Valeer overtuigd. We wisten allemaal dat het waar was. Babette ook. Zonder nog verder iets te zeggen, pakte ze 7 glazen, zette ze op een rij en tapte er zes van vol. De laatste werd een Kasteelbier. Het leek wel een gewijd moment, toen ze het donkerschuimende glas op Gusts tafeltje ging neerzetten. Bolle greep als eerste naar zijn pint. Hij keek naar iets onduidelijks op het plafond en zei: “Gust, daar ga je”. De formulering klonk niet gelukkig. Babette voelde het aan en zei: “Maak er santé van”.

Avatar foto

Erik Den Hert

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *