Vroeger was het beter (maar wel levensgevaarlijk)!

Vroeger was het beter (maar wel levensgevaarlijk)!
Leestijd: 4 minuten

Verboden te lezen onder de leeftijd van 40 jaar

Bovenstaande foto : links de jeugd anno 1960, rechts die van nu.

We zaten met een hoopje mannen (Frans, Eddy, Wim, Valeer en ikzelf) in een hoekje van ons stamcafé, verscholen achter een schuimende pint. Mannen op leeftijd zou je kunnen zeggen, al wil ik het houden op “rijpere mannen”, dat klinkt fraaier. Frans bond meteen de kat de bel aan. “Eigenlijk zouden we met zijn allen allang dood moeten zijn”, sneerde hij. “Hoe bedoel je”, vroegen wij bijna in koor en behoorlijk geschrokken. “Wel, als je de doemscenario’s en -verhalen van nu zou moeten geloven, dan hadden wij, geboren in de jaren 50, 60, 70 geen schijn van een kans”, repliceerde hij. “Met al die gevaren waaraan wij in de loop van de jaren zijn blootgesteld. Wil je wat voorbeelden?” “Graag”, sproeide Eddy ons onder (met een reusachtige Stella-schuimlip).

“Ik, mijn twee broers en twee zussen (met zijn vijven dus) zaten achteraan in de auto zonder veiligheidsstoeltjes, gordel of airbag. Mijn vader rookte gewoon zijn zware groene St. Michel en als het koud was met alle ramen dicht. Onze bedjes en speelgoed waren geschilderd met verf vol lood en cadmium. Dat was ook het geval voor onze kleurpotloden. De verflaag knabbelden we er -onder het kleuren- lekker vanaf en dan sabbelden we gewoon maar verder op het hout van het potlood…! Boven aan de trap was geen hekje. Wie te ver ging, flikkerde gewoon naar beneden. En als je wakker werd in bed hoorde niemand dat en als er echt iets was, moest je gewoon maar hard schreeuwen zodat je ouders dat merkten. Géén babyfoon met camera!”, somde Frans op, diep in zijn geheugen tastend.

Achter op de fiets

“Klopt,” ging Wim verder, duidelijk door Frans geïnspireerd, “wij hadden nog geen auto. Ik zat gewoon achterop de fiets met mijn kont op de harde bagagedrager en ik probeerde me vast te houden aan de buitenmaatse schroefveren van het zadel voor me. Dat was verdomd heel erg risicovol, want mijn vader woog 110 kg en die veren klapten vooral in de bochten behoorlijk dicht. Ondertussen bungelden mijn benen gevaarlijk langs de draaiende spaken van het wiel. En een helm, pfff, een helm hadden ze nog niet eens op een bromfiets. Laat staan op een fiets. Mijn buurman, die er ondertussen was komen bijzitten vulde aan: “Herinner je je dat kleine zadeltje op de horizontale buis van een mannenfiets gemonteerd? Dat moet zo ongeveer de voorloper van het autozitje zijn geweest, maar dan op een fiets. Dan kon je twéé kinderen meenemen. Wat een luxe!” “Ja”, riep Wim, was dat geen blauw met een rood “biezeke”?”

Eddy, die de hele tijd aandachtig had geluisterd, vulde aan:” We dronken heel stoer uit dezelfde fles met onze vrienden en niemand werd er ziek van. Ook als er af en toe eens iets troebels in de fles terecht kwam… We hadden geen Playstation, Nintendo, X-box, 101 televisiezenders, videofilms of dvd’s. Eigen televisies?… Allemaal uit den boze. Géén thuiscomputer, géén Facebook-vrienden of Instagram-maatjes (of hoe heten ze) op het internet. Wij hadden échte vrienden!”

Barvrouw Babette, nóg een kind van de zestiger jaren, die mee was komen luisteren, getuigde van haar kindertijd: “Ik ging ‘s morgens weg van huis en ik kwam terug als de straatverlichting aan ging. Niemand wist in de tussentijd waar ik écht was en ik had geen Samsung of iPhone mee! Niemand die erom maalde, want op straat was je net zo veilig als thuis”. Ja, die Babette, ze was al van heel jonge leeftijd een durf-al.

Kauwgom

Frans, die de nostalgische bui begonnen was, ging verder: “Op school hadden ze maar één maat bank, een tweezitter, met een heerlijk gevaarlijke klep eraan en een gat voor de inktpot. En ’s avonds legde je je kauwgom gewoon op het nachtkastje en stak je de volgende ochtend gewoon weer in je mond. Keihard was ie, maar daarna werd ie gewoon weer zacht. Dááááágen kon die meegaan. Poorten en deuren, keukenkastjes en lades gingen gewoon open en dicht. Tja, en als je er met je vingertjes tussen zat, waren ze gewoon blauw (of weg)”.

Ik kon niet achterblijven, dus diepte ik ook maar wat herinneringen op uit een (ver) verleden: “We voetbalden op straat, en alleen wie goed was mocht meedoen. Wie niet goed genoeg was, moest maar blijven kijken en leren omgaan met teleurstellingen. Totdat ie gevraagd werd. En je hoorde er pas écht bij, als je per ongeluk een ruitje had ingetrapt. We smeerden onze boterhammen zelf, met een grote-mensen-mes, en als je je boterhammen thuis had laten liggen, kon je op school niets kopen! Er was alleen een brikje melk voorzien”. Toen dacht ik onwillekeurig aan de melkbrigade met Nonkel Bob, ik weet het nog : milleke, melleke, mol, karwitsel, karditsel, kardol. “Pedagogisch verantwoord speelgoed maakten we zelf. Met stokken sloegen we naar ballen, we bouwden zeepkisten en merkten onder aan de helling dat, een rem erop, toch wel handig zou geweest zijn…”

Epiloog

Tja, we hebben ons gesneden, botten gebroken, tanden afgebroken en nooit werd de politie erbij gehaald en niemand werd daarvoor voor de rechter gesleept. Dat waren gewoon ongelukken en soms kreeg je er zelfs nog een extra pak slaag bij van je ouders… Zeker als ze jou riepen met naam én achternaam. Dan wist je hoe laat het was.

Beste lezers, de 40-plussers onder ons zullen dit allemaal wel herkennen. En we hebben het allemaal overleefd!!! We zijn dus met zijn allen supermannen… én supervrouwen. Want toen waren jongetjes nog jongetjes en meisjes meisjes. Want tegenwoordig…

Avatar foto

Erik Den Hert

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *